Duizeling

onzichtbare stad2

                                                           ‘Pontopolis’ van Marcin Kolpanowicz, zie ook hier

“In het leven van keizers is er een moment dat komt na de trots op de eindeloze uitgestrektheid van de gebieden die wij veroverd hebben, na de melancholie en de opluchting over de wetenschap dat we spoedig geen pogingen meer zullen doen ze nog te leren kennen en te begrijpen; een gevoel van leegte dat over ons komt op een avond, tegelijk met de geur van olifanten na de regen en van verkoold sandelhout dat afkoelt in de stookplaatsen; een duizeling die de rivieren en bergen, afgebeeld op de rossige rug der planisferen, doet trillen, die de documenten in elkaar rolt die ons aankondigen hoe de laatste vijandelijke legers zich van de ene nederlaag in de andere storten, die de lak verbreekt van de zegels van koningen van wie wij nog nooit gehoord hebben en die de bescherming afsmeken van onze optrekkende legers, in ruil voor jaarlijkse schattingen in de vorm van kostbare metalen, geprepareerde huiden en schildpadschilden; het is het wanhopige moment waarop wij ontdekken dat dit rijk, dat ons het toppunt van alle wonderen had toegeschenen, een lichaam in ontbinding is zonder einde of vorm; dat de kanker al zo diep is ingeworteld dat wij hem met onze macht geen halt meer kunnen toeroepen; dat de triomf over de vijandelijke vorsten ons tot erfgenamen maakt van hun lange verval.”

uit: Italo Calvino: De onzichtbare steden.- Amsterdam/Antwerpen: L.J. Veen Klassiek 1981 p.10/11

Misery is the river of the world

“Geef mij een beetje ruimte, en ik zet voor je ogen in het kort een verbijsterende, enorme, oneindige oceaan van ongelooflijke waanzin en gekte: een zee vol met schelpen en stenen, zand, golven, euripen en tegenwerkende getijden, vol met angstaanjagende monsters, ruige vormen, roerende golven, stormen, en sirenenkalmtes, halcyonische zeeën, onuitsprekelijke miserie, zo’n komedies en tragedies, zo absurd en ridicuul, wilde en lamentabele driftbuien, dat ik niet weet dat zij eerder te beklagen zijn of bespot, of mogen geloofd worden, hoewel dat we dagelijks hetzelfde gepraktiseerd zien in onze dagen, verse voorbeelden, nova novitia, verse voorwerpen van miserie en waanzin, van het soort dat nog steeds aan ons worden voorgesteld, overzee, thuis, midden onder ons, in onze boezems.”

(eigen vertaling van)

“Give me but a little leave, and I will set before your eyes in brief a stupendous, vast, infinite ocean of incredible madness and folly: a sea full of shelves and rocks, sands, gulfs, euripes and contrary tides, full of fearful monsters, uncouth shapes, roaring waves, tempests, and siren calms, halcyonian seas, unspeakable misery, such comedies and tragedies, such absurd and ridiculous, feral and lamentable fits, that I know not whether they are more to be pitied or derided, or may be believed, but that we daily see the same still practised in our days, fresh examples, nova novitia, fresh objects of misery and madness, in this kind that are still represented unto us, abroad, at home, in the midst of us, in our bosoms.”

(Robert Burton: The anatomy of melancholy. Sect. IV. Memb. I . Subject. I.- Voor het eerst gepubliceerd in 1621. Zie ook hier. En hier natuurlijk.)

Vlaanderen met de vaandel

“Aan zijn gordel hing een rij strandkeien, die bij elke beweging van zijn vervaarlijk lijf rammelden en waarin met primitief doch treffend vakmanschap de clantekens waren gegrift van vele Vlaamse helden en heldinnen uit de oudheid: Jan Breydel, Pieter De Coninck, Joe English,  Willem die Amok maakte, de gebroeders Van Raemdonck, pastoor Veltmans, Hendrik van Veldeke, E.H. dokter P. Van der Meulen,  Priester Poppe en Daens, Damiaan, Van Artevelde, Charles De Gaulle Van de Walle, baron Charles Joseph Marie Ghislain d’Udekem d’Acoz, de vos Reynaert, Tijl Uilenspiegel,  Adam en Eva, Ludwig van Beethoven, Willem Baudaert die zich ook Baudartius noemde, der Flämung, de moeder van de Makkabeeën, Christoffel Plantijn en Jan Moretus, de man die zijn volk leerde lezen, de man die zijn haar kort liet knippen, Paul Van Ostayen, Maurice Gilliams, Sint Eligius, Jan van Ruusbroec, Sint Jan Berchmans,…”
(eigen vervlaamsing (in progress, vertrekkend van de vertaling van Paul Claes en Mon Nys (De Bezige Bij 1994, p. 315)) van)
“From his girdle hung a row of seastones which dangled at every movement of his portentous frame and on these were graven with rude yet striking art the tribal images of many Irish heroes and heroines of antiquity, Cuchulin, Conn of hundred battles, Niall of nine hostages, Brian of Kincora, the Ardri Malachi, Art MacMurragh, Shane O’Neill, Father John Murphy, Owen Roe, Patrick Sarsfield, Red Hugh O’Donnell, Red Jim MacDermott, Soggarth Eoghan O’Growney, Michael Dwyer, Francy Higgins, Henry Joy M’Cracken, Goliath, Horace Wheatley, Thomas Conneff, Peg Woffington, the Village Blacksmith, Captain Moonlight, Captain Boycott, Dante Alighieri, Christopher Columbus, S. Fursa, S. Brendan, Marshal Mac-Mahon, Charlemagne, Theobald Wolfe Tone, the Mother of the Maccabees, the Last of the Mohicans, the Rose of Castille, the Man for Galway, The Man that Broke the Bank at Monte Carlo, The Man in the Gap, The Woman Who Didn’t, Benjamin Franklin, Napoleon Bonaparte, John L. Sullivan, Cleopatra, Savourneen Deelish, Julius Caesar, Paracelsus, sir Thomas Lipton, William Tell, Michelangelo, Hayes, Muhammad, the Bride of Lammermoor, Peter the Hermit, Peter the Packer, Dark Rosaleen, Patrick W. Shakespeare, Brian Confucius, Murtagh Gutenberg, Patricio Velasquez, Captain Nemo, Tristan and Isolde, the first Prince of Wales, Thomas Cook and Son, the Bold Soldier Boy, Arrah na Pogue, Dick Turpin, Ludwig Beethoven, the Colleen Bawn, Waddler Healy, Angus the Culdee, Dolly Mount, Sidney Parade, Ben Howth, Valentine Greatrakes, Adam and Eve, Arthur Wellesley, Boss Croker, Herodotus, Jack the Giantkiller, Gautama Buddha, Lady Godiva, The Lily of Killarney, Balor of the Evil Eye, the Queen of Sheba, Acky Nagle, Joe Nagle, Alessandro Volta, Jeremiah O’Donovan Rossa, Don Philip O’Sullivan Beare.”

(James Joyce, Ulysses, het cyclopen hoofdstuk, of episode 12)

Chinoiserie

“Op die pagina’s uit een grijs verleden staat geschreven dat de dieren zijn te onderscheiden in a) toebehorend aan de Keizer, b) gebalsemd, c) getemd, d) speenvarkens, e) zeemeerminnen, f) fabeldieren, g) zwerfhonden, h) die welke in deze classificatie zijn opgenomen, i) die welke tekeergaan als dwazen, j) ontelbare, k) die welke zijn getekend met een heel fijn kameelharen penseel, l) enzovoorts, m) die welke net een vaas hebben gebroken, n) die welke in de verte op vliegen lijken.”

(Jorge Luis Borges, De analytische taal van John Wilkins, in: De cultus van het boek)