De sneeuw valt niet omhoog

“De sneeuw valt niet omhoog
maar gaat zijn gang

omlaag en blijft hier liggen,
nog nooit is hij gestegen.”
“Der Schnee fällt nicht hinauf
sondern nimmt seinen Lauf
hinab und bleibt hier liegen,
noch nie ist er gestiegen.”
(Robert Walser, Der Schnee, zie hier)

De schrijvelaar van Muurstraat

“Maar vooraleer de lezer te verlaten, laat mij zeggen, dat indien deze kleine vertelling hem voldoende geïnteresseerd heeft om nieuwsgierigheid op te wekken naar wie Bartleby was, en welke levenswijze hij leidde voorafgaande aan die waarmee de huidige verteller kennismaakte, kan ik enkel antwoorden dat ik in dergelijke nieuwsgierigheid volledig deel, maar geheel onmachtig ben om haar te voldoen.”

“But ere parting with the reader, let me say, that if this little narrative has sufficiently interested him, to waken curiosity as to who Bartleby was, and what manner of life he led prior to the present narrator’s making his acquaintance, I can only reply, that in such curiosity I fully share, but am wholly unable to gratify it.”

(Herman Melville: Bartleby, the scrivener: a story of Wall-street.– Gepubliceerd 1853, zie hier, alinea 250)

Telefonie

I.

“Ik sta bij het raam met de hoorn tegen mijn oor gedrukt, en ik kijk naar de lichtjes van de stad en naar de verlichte huizen dichterbij.”

(Raymond Carver: Dozen.- In: Raymond Carver: Zoveel water zo dicht bij huis. Verhalen. Vertaald door Sjaak Commandeur.- Amsterdam: De Arbeiderspers 1989, p.92)

 

II.

“(…), als bij nacht, terwijl nochtans op een glimmende gevel, tussen de seringenboom en de kerselaar, neen, geen daglicht, maar metaalglans lag – en ik ondertussen aan tafel zat met het meegebrachte tuut-tuut-tuut, verbonden met een bezette lijn, steunend op een elleboog, de hoorn gedrukt tegen mijn rechteroor, louter (…)”

(René Gysen: Vruchten zoeken in het dorp.- In: René Gysen: Op weg naar de literaire receptie.- ‘s Gravenhage/Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar 1969, p. 5)

 

Met de vogels mee

„Met de vogels mee om vermoeidheidsredenen
reed ik de berg af, zij volgden mij,
enkelen rolden een groot rond ei
tussen zich in, sommigen deden

driftige ave’s met hun vleugels;

gaandeweg werd de weg steenachtiger,
een reiger hijgde als een tachtiger,
allerlei onbewoonde geheugens

lagen verspreid in de groene kommen,
huppelend liepen de kleinsten naast mij,
veerkrachtig de arenden, zonder haast
de pienteren en kwaadsprekend de dommen.“

“Ik schrijf
tegenspraak in de lucht,
laat mijn oog wandelen
over het water, 

draag op mijn oren de
last van de herrie, het
dood gewicht van de haat,
ik draaf door op mijn nachtmerrie

en ik kaats
woorden over
het net tussen twee
betekenissen.” 

  

In memoriam Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) die afgelopen zondag 21 november overleed op 90-jarige leeftijd. Zie ook hier.

Een misttwist, of wat dacht je?

“He sits in the front row, large, a large man with large hands and large ears, dry lips, fresh-cut hair, pink skin, clear eyes that don’t blink, a nice man, calm, that’s the impression he gives, a quiet man who knows how to listen; he is listening now as she sways on the stage in a short black dress and reads one poem about the time she slit her wrists and another poem about a man she still sees and a third poem about a cruel thing he himself said to her six years ago that she never forgot and never understood, and he knows that when she is finished everyone will clap and a few, mostly women, will come up and kiss her, and she will drink far too much wine, far too quickly, and all the way home she will ask, “What did you think, what did you really think?” and he will say, “I think it went very well” — which is, in fact, what he does think — but later that night, when she is asleep, he will lie in their bed and stare at the moon through a spot on the glass that she missed.”

(Molly Giles: The Poet’s Husband.- In:  Micro Fiction: An Anthology of Really Short Stories. Edited and introduced by Jerome Stern.- New York: W. W. Norton 1996. Zie ook micro fiction world voor een inleiding in de wereld van “flashfiction”, “short short stories”, …)

Falend waterbeleid

“(…) and if ever the world is to be again flooded, like the Netherlands, to kill off its rats, then the eternal whale will still survive, and rearing upon the topmost crest of the equatorial flood, spout his frothed defiance to the skies.”

(Herman Melville: Moby Dick, or, the Whale.- Voor het eerst uitgegeven in 1851, chapter 105. Zie ook hier)

“(…) en zo ooit de wereld opnieuw overstroomd zou worden om, zoals de Nederlanden, zijn ratten af te maken, dan zal de eeuwige walvis toch blijven leven, en zich verheffend op de hoogste schuimtop van de equatoriale zondvloed zijn schuimende uitdaging ten hemel spuiten.”

(Moby Dick. Vertaling Emy Giphart.- Utrecht/Antwerpen: Veen 1961/1989, p. 393)

Met taal tot in de tanden

1) “Hoofdpijn heette ngoma y’omutwe, wat ‘trommel in het hoofd’ betekent.”

(Jan De Cock: De kelders van Congo. Het relaas van een verblijf in een Congolese gevangenis.- Tielt: Uitgeverij Lannoo 2006, p. 48/49)

2) “Toen werd zij van metaal tot in haar tanden
en trok een tinteling naar beide handen
om op de trommel met stokken te slaan.”

(Gerrit Achterberg: Het meisje en de trom. In: Verzamelde gedichten.- Amsterdam: Querido 1963, p. 654. Zie ook hier)

 

Goed gewoeld, ouwe mol!

“En wanneer zij deze tweede helft van haar voorbereiding volbracht heeft, zal gans Europa van zijn zitplaats opspringen en jubelen: ‘Moedig gewoeld, oude mol!’”.
“Und wenn sie diese zweite Hälfte ihrer Vorarbeit vollbracht hat, wird ganz Europa von seinem Sitze aufspringen und jubeln: ‘Brav gewühlt, alter Maulwurf!’.”

Karl Marx over “die Revolution” die nog op reis is door het vagevuur. In: Der achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte.- Berlin: JHW Dietz 1946.

“Dikwijls lijkt hij zichzelf te vergeten, verloren te hebben; maar innerlijk met zich in tegenspraak, is hij innerlijk verderwerken – zoals Hamlet van de geest van zijn vader zegt, ‘Moedig gewerkt, wakkere mol’ –, tot hij, in zich versterkt, nu de aardkorst, die hem van zijn zon, zijn begrip, scheidde, opstoot, dat zij samenvalt.”

“Oft scheint er sich zu vergessen, verloren zu haben; aber innerlich sich entgegengesetzt, ist er innerliches Fortarbeiten – wie Hamlet vom Geiste seines Vaters sagt, ‘Brav gearbeitet, wackerer Maulwurf’ –, bis er, in sich erstarkt, jetzt die Erdrinde, die ihn von seiner Sonne, seinem Begriffe, schied, aufstöszt, dasz sie zusammenfällt.”

Georg Wilhelm Hegel over “der Geist” die doelgericht en “aufklärerisch” aan het werk is, in een bijzonder, helemaal Hegel, opvallende zinsbouw. In: Vorlesungen über die Geschichte der Philosophie, 3. Band. Sämtliche Werke. Jubiläumausgabe in 20 Bänden. Hg. v. Hermann Glockner, 19. Band.- Stuttgart 1959, p. 685.

“Goed gezegd, ouwe mol! kan je in de grond ook niet zo snel werken?”

“Well said, old mole! canst work i’ the earth so fast?”

Het origineel van William Shakespeare (Hamlet, Act I, Sc. V, v. 162) klinkt retrospectief als een sardonisch commentaar op degenen die citeerden. Toch in mijn oren. En dan hoor ik fluisteren “Bist du ein Maulwurf, sind dei Ohr voll Sand?” van Büchner in een ontwerp van Woyzeck.

Bij mekaar gelezen door Aura Maria Heydenreich in: Wachstafel und Weltformel. Erinnerungspoetik und Wissenschaftskritik in Günter Eichs “Maulwürfen”.- Göttingen: Hubert & Co 2007. Met dank aan google.books!

Mollenzinnen

“In de loop van de dag nog een paar ademhalingsoefeningen, en dan kan ik me onder mijn woorden gaan bedelven als een mol die ervoor zorgt zich niet te veel aan het daglicht bloot te stellen.”

(In memoriam Wannes Van de Velde (+10/11/2008), uit zijn Beloken dagen van 2007, en hier uit de mond van Bart Van Loo)

“Diepe stilte; hoe schoon het hier is, niemand bekommert zich ginder om mijn bouwwerk, ieder heeft zijn bezigheden die in geen verhouding tot mij staan, hoe heb ik het klaargespeeld dat te bereiken.”

 (eigen vertaling van)

“Tiefe Stille; wie schön es hier ist, niemand kümmert sich dort um meinen Bau, jeder hat seine Geschäfte, die keine Beziehung zu mir haben, wie habe ich es angestellt, das zu erreichen.”

(Franz Kafka in Der Bau.- In: Sämtliche Erzählungen. Herausgegeben von Paul Raabe.- Frankfurt am Main: Fischer Verlag 1970, p. 382)